Onderzoek

Adoptie onderzoek Universiteit Utrecht, FSW 

De ontwikkeling van kinderen geadopteerd uit Polen (2015)

Om de ontwikkeling en het gedrag van kinderen geadopteerd uit Polen te onderzoeken in relatie tot vroege levenservaringen en opvoeding, heeft Sandra Knuiman een empirische studie uitgevoerd op twee tijdstippen, gemiddeld zes en acht jaar na adoptie. In deze studie was er in het bijzonder aandacht voor foetale alcohol spectrum stoornissen (FASD), een continuüm van aandoeningen die ontstaan als gevolg van prenatale blootstelling aan alcohol. De participanten waren 133 Nederlandse kinderen geadopteerd uit Polen in de periode van 1999 tot en met 2006 en hun adoptieouders (73% respons). Gemiddeld waren de kinderen drie jaar oud bij adoptie.

Uit het onderzoek bleek dat kinderen geadopteerd uit Polen een verhoogd risico hebben op gedrags-, cognitieve- en ontwikkelingsproblemen. In vergelijking met een Nederlandse normgroep kwamen klinische gedragsproblemen na adoptie vier keer vaker voor. Voorafgaand aan hun adoptie zijn deze kinderen vaak blootgesteld aan diverse negatieve levenservaringen, zoals verwaarlozing en prenatale blootstelling aan alcohol.

Daarnaast bleek ook de prevalentie van FASD hoog te zijn. Gemiddeld acht jaar na adoptie was 31% van de kinderen geadopteerd uit Polen gediagnosticeerd met FASD. Daarnaast hadden de adoptieouders van 21% van de kinderen het vermoeden van FASD. Een andere bevinding was dat de adoptieouders meer stress ervoeren bij het opvoeden dan ouders in een Nederlandse normgroep. Tegelijkertijd gaven de adoptieouders ook juist een hogere mate van tevredenheid over de opvoeding aan.

Gezien de hoge prevalentie van gedrags-, cognitieve- en ontwikkelingsproblemen en FASD in het bijzonder, alsook de hoge mate van ouderlijke stress, is specifieke aandacht en zorg voor kinderen geadopteerd uit Polen en hun ouders wenselijk. Echter, stigmatisering van deze groep dient te worden voorkomen; er zijn ook kinderen geadopteerd uit Polen die geen opvallende gedrags- of ontwikkelingsproblemen laten zien.

Voor meer informatie of het volledige Engelstalige proefschrift kunt u contact opnemen met Sandra Knuiman (sandraknuiman@gmail.com)

Publicaties
Knuiman, S. (2015). Development of children adopted from Poland: The role of early life risk factors, fetal alcohol spectrum disorders and parenting. (Doctoral dissertation). Ridderkerk, The Netherlands: Ridderprint BV.

Knuiman, S., Rijk, C. H. A. M., Hoksbergen, R. A. C., & Van Baar, A. L. (2014). Pre-adoptive risk factors and behavioural problems in children adopted from Poland. European Journal of Developmental Psychology, 11, 701-715. doi:10.1080/17405629.2014.930684
Knuiman, S., Rijk, C. H. A. M., Hoksbergen, R. A. C., & Van Baar, A. L. (2014).
Children adopted from Poland display a high risk of fetal alcohol spectrum disorders and some may go undiagnosed. Acta Paediatrica. Advance online publication. doi:10.1111/apa.12822
Knuiman, S., Rijk, C. H. A. M., Hoksbergen, R. A. C., & Van Baar, A. L. (2015). Children without parental care in Poland: Foster care, institutionalization and adoption. International Social Work, 58, 142-152. doi:10.1177/0020872812473138
Knuiman, S., Rijk, C. H. A. M., Hoksbergen, R. A. C., & Van Baar, A. L. (in preparation). Families raising adopted children with a high risk of FASD: Parenting stress, parenting satisfaction and parenting behaviour in relation to children’s behavioural problems.
Knuiman, S., Rijk, C. H. A. M., & Hoksbergen, R. A. C. (2013). Fetal alcohol spectrum disorders in children adopted from Poland: Diagnosis and early detection. In R. Feldman, G. Michalowski & K. Lepke (Eds.), Perspektiven für Menschen mit Fetalen Alkoholspektrumstörungen (FASD). Einblicke-Ausblicke 14. Fachtagung in Erfurt 28.-29.09.2012 (pp. 35–40). Idstein: Schulz-Kirchner Verlag GmbH.

Adoptie in India (heden)

In India wordt door de Indiase therapeute en onderzoekster Saras Bhaskar sinds 2011 nagegaan in hoeverre de kwaliteit van leven van Indiase vaders, die ongewenst kinderloos zijn, hierdoor negatief wordt beïnvloed. Zij vergelijkt 100 gezinnen en in het bijzonder de vaders die een kind adopteren met gezinnen en vaders die nog steeds ongewenst kinderloos zijn.

Publicaties
Bhaskar, S., Hoksbergen, R., Van Baar, A., Mothiram S., & Ter Laak, J. (2012). Adoption in India – the past, present and the future trends. Journal of Psychosocial Research, 7, 321-327.
Bhaskar, S., Hoksbergen, R., Van Baar, A., Tipandjan A., & Ter Laak, J. (2014). Life experiences and quality of life of involuntarily childless men in treatment and adoptive fathers. Journal of Reproductive and Infant Psychology, 32, 497–507. doi:10.1080/02646838.2014.956302

Roemeense adoptiekinderen in Nederland (2008)

Doel van dit longitudinale onderzoek onder 80 adoptiekinderen uit Roemenië in 72 gezinnen was het in kaart brengen van het functioneren van Roemeense adoptiekinderen in Nederland, de psychosociale problematiek, en de hulpverlening die ze genoten hebben. Deze kinderen hebben allen enige tijd doorgebracht in een kindertehuis in Roemenië. De omstandigheden in deze kindertehuizen waren meestal zeer slecht. De kinderen werden ernstig verwaarloosd.

De eerste fase had als doel het globaal in kaart brengen van het functioneren van de kinderen. Door middel van een semi-gestructureerd interview werd informatie verzameld over onder andere het verloop van de adoptie, eventuele medische- en/of psychosociale problematiek, de ontwikkeling van het kind en ervaringen met bemiddelingsorganisaties, school en hulpverlening.

In de tweede fase (± 1,5 jaar later) werd opnieuw een semi-gestructureerd interview afgenomen om te kijken hoe de situatie zich in de tussenliggende periode ontwikkelde. Naast het nu kortere interview is een aantal standaardinstrumenten afgenomen, waaronder de Child Behavior Checklist (CBCL), de Nijmeegse Opvoedingsvragenlijst (NVOS), de Auti-R (een vragenlijst die symptomen van autisme vaststelt), de ADHD vragenlijst (AVL) en een traumavragenlijst.

Met behulp van deze instrumenten kon meer specifiek dan in de eerste onderzoeksfase vastgesteld worden in hoeverre er bij deze kinderen symptomen aanwezig waren van gedragsproblemen zoals ADHD, autisme en trauma. Bij de helft van de kinderen bleken één of meer psychosociale probleemgedragingen aanwezig te zijn. Ook de belasting die dit  voor de ouders betekende, werd onderzocht. Veel ouders hadden bij het omgaan met deze problematiek professionele hulpverlening gezocht, en de bij meeste kinderen waren al verschillende hulpverleners geraadpleegd.

De derde fase van het onderzoek richtte zich op het in kaart brengen van effectief opvoedingshandelen bij adoptiekinderen. In deze fase lag het accent op de manier waarop de omgeving omgaat met de gedragsproblematiek. Daarbij zijn de ouders opnieuw geïnterviewd, en ook de hulpverleners en leerkrachten van de kinderen. Het onderzoek had in deze derde fase vooral een kwalitatief karakter, dit in tegenstelling tot de eerste twee fases.

Dit onderzoek werd mede mogelijk gemaakt door Stichting Kind en Toekomst en het Ministerie van Justitie.

Publicaties
Over dit onderzoek zijn verschillende artikelen verschenen in nationale en internationale tijdschriften. Ook zijn de resultaten gebundeld in drie boeken. In 2006 verscheen de dissertatie van Kathinka Rijk ‘Coping with the effects of deprivation. Development and upbringing of Romanian adoptees in the Netherlands’.

Psychische gezondheid en welbevinden van Grieks geadopteerden (2004)

Het op 29 oktober 2004 verschenen proefschrift van orthopedagoge Hester Storsbergen ‘Psychische gezondheid en welbevinden van volwassen Grieks geadopteerden in Nederland: de invloed van het geadopteerd zijn’, is een vervolg van het in 1995 verschenen boekwerk 'Het begon in Griekenland' waarvan Hester een van de auteurs is. Zij onderzocht 55 volwassen Grieks geadopteerden. Het was de eerste Nederlandse studie over volwassen geadopteerden. Zij waren vrijwel allemaal (85%) als baby in het Nederlandse gezin geplaatst. Hoewel zij, vergeleken met Nederlandse leeftijdgenoten, even goed of zelfs beter functioneerden in de samenleving, klaagden zij vaker over psychoneurotische klachten en kwamen in ten minste driekwart van de interviews adoptiegerelateerde problemen als gevoelens van onzekerheid, langdurige, negatieve spanningen en een lage zelfwaardering naar voren.

Gemengde gezinnen, gemengde gevoelens? (1994)

In een gemengd gezin groeien zowel een of meer adoptiekinderen als een of meer biologisch eigen kinderen op. De veronderstelling is dat in gemengde gezinnen de relaties tussen de gezinsleden onderling wat moeizamer verlopen dan in niet-gemengde gezinnen. Uit eerder onderzoek bleek namelijk dat uithuisplaatsing van het adoptiekind relatief vaker gebeurt in een gemengd gezin (Hoksbergen et al., 1988). De vraag was daarom of de hechting tussen adoptiekind en -moeder in een gemengd gezin minder vaak positief verloopt dan in een volledig adoptiegezin, of dan in een niet-adoptiegezin. Dit bleek echter niet het geval te zijn. In haar onderzoek concludeerde Lizette Rosenboom dat de kinderen in een gemengd gezin even vaak veilig gehecht zijn als andere kinderen. Alle door haar onderzochte 70 adoptiekinderen waren jonger dan 6 maanden bij aankomst in het gezin.

Adoptie en hechting (1993)

Het eerste proefschrift ‘Verbonden door adoptie’ dat vanuit het Adoptie Centrum wordt uitgebracht, is van Femmie Juffer. Haar studie ging over de ontwikkelingskansen en hechtingsmogelijkheden van adoptiekinderen die maximaal vier maanden oud zijn bij plaatsing in het adoptiegezin. In die tijd was een belangrijk deel van de geplaatste adoptiekinderen nog zeer jong, in 1990 bijvoorbeeld was 40% jonger dan één jaar (Hoksbergen, 1991). Zij vergeleek deze uit Sri Lanka (in 71 gezinnen) en Korea (in 19 gezinnen) afkomstige adoptiekinderen met biologisch eigen kinderen. Zij deed dit toen de kinderen 12 en 18 maanden oud waren. De voornaamste conclusie was dat bij adoptiegezinnen even vaak als bij gewone gezinnen een goede hechting tussen adoptiekind en ouders kan ontstaan. Ook is zij nagegaan of opvoedingsvoorlichting aan adoptieouders een gunstige ontwikkeling bij het kind te zien geeft. Dit bleek inderdaad het geval.

Adoptiekinderen uit Thailand (1985)

Tussen 1983 en 1985 werd door René Hoksbergen, Femmie Juffer en Berthe Waardenburg onderzoek gedaan naar de ervaringen van 88 Nederlandse gezinnen met 116 kinderen uit Thailand. Op het moment van onderzoek in het gezin en op school (1984) waren deze kinderen gemiddeld acht jaar in Nederland. Over de resultaten is uitgebreid verslag gedaan in ‘Adoptiekinderen thuis en op school. De integratie na acht jaar van 116 Thaise kinderen in de Nederlandse samenleving’.