Aantal buitenlandse adopties in 2015 aanzienlijk gedaald
Het aantal buitenlandse adoptiekinderen dat naar Nederland komt is in 2015 weer verder gedaald. Het waren er nog maar 304 ofwel 14% minder dan in 2014 toen er 354 kinderen kwamen. In 2013 bedroeg het aantal nog 401. Het lijkt erop of er elk jaar zo’n 50 kinderen minder in onze gezinnen worden geplaatst. Sinds 2010, toen er nog 705 adoptiekinderen kwamen, is er sprake van meer dan een halvering.
Ook het aantal verzoeken ter verkrijging van een beginseltoestemming was met 631 bijna 100 minder dan in 2014, terwijl het aantal intrekkingen van het verzoek, met 209, nog iets hoger lag dan in 2014.
Het zijn vooral de Stichting Kind en Toekomst en de Stichting Afrika die, met respectievelijk 40 en 15 kinderen minder, voor deze forse daling zorgden. Beide organisaties hebben de laatste jaren de aantallen geplaatste kinderen sterk zien teruggelopen. De Stichting Afrika voldoet met 8 geplaatste kinderen zelfs niet meer aan het minimaal aantal van 30, dat voor het Ministerie van Justitie nog aanvaardbaar is per bemiddelaar.
Het valt trouwens op, dat er nog steeds zes organisaties zijn die voor deze 304 kinderen bemiddeld hebben, terwijl de verwachting voor het aantal in 2016 nog verder naar beneden is bijgesteld. De vraag is of er niet sprake zou moeten zijn van bundeling van krachten om de kwaliteit van de bemiddeling te kunnen handhaven.
Landen van herkomst
Uit de cijfers van de Stichting Adoptievoorzieningen van januari 2016 zien we dat China met 100 kinderen veruit het belangrijkste zendende land is gebleven. Daarnaast kwamen uit Azië nog 43 kinderen, vooral uit Taiwan, de Filippijnen en Thailand. Opvallend is het relatief grote aantal kinderen uit Afrika, 73 in getal, vooral uit Zuid-Afrika, Nigeria en Congo.Uit de Amerikaanse landen (52 kinderen) zijn het vooral de Verenigde Staten die eruit springen met 35 kinderen. Maar ook binnen Europa vindt nog steeds interlandelijke adoptie plaats. Er kwamen 36 kinderen, vooral uit Hongarije, Bulgarije, Slowakije en Polen .
Er hebben zich sinds de beginfase van de buitenlandse adoptie in de jaren zeventig, grote veranderingen voltrokken.[1] Zo kwamen er van 1971 t/m 1980 slechts 45 kinderen uit Afrika op een totaal van 8.926 buitenlandse adoptiekinderen die in dat decennium in Nederland werden geplaatst, een half procent dus. In 2015 was dit 24 %. De aarzelingen om een donker gekleurd kindje in je gezin op te nemen, waren toen groot. Vrees voor discriminatie op school en in de woonomgeving was toen de overheersende gedachte.
China was in die beginjaren nog nauwelijks in beeld. De overige Aziatische landen en ook Zuid-Amerika speelden toen een veel grotere rol.
1R.A.C. Hoksbergen (2012). Kinderen die niet konden blijven. Zestig jaar adoptie in beeld. Soesterberg: Aspekt, p. 141-143.
Ook het aantal verzoeken ter verkrijging van een beginseltoestemming was met 631 bijna 100 minder dan in 2014, terwijl het aantal intrekkingen van het verzoek, met 209, nog iets hoger lag dan in 2014.
Het zijn vooral de Stichting Kind en Toekomst en de Stichting Afrika die, met respectievelijk 40 en 15 kinderen minder, voor deze forse daling zorgden. Beide organisaties hebben de laatste jaren de aantallen geplaatste kinderen sterk zien teruggelopen. De Stichting Afrika voldoet met 8 geplaatste kinderen zelfs niet meer aan het minimaal aantal van 30, dat voor het Ministerie van Justitie nog aanvaardbaar is per bemiddelaar.
Het valt trouwens op, dat er nog steeds zes organisaties zijn die voor deze 304 kinderen bemiddeld hebben, terwijl de verwachting voor het aantal in 2016 nog verder naar beneden is bijgesteld. De vraag is of er niet sprake zou moeten zijn van bundeling van krachten om de kwaliteit van de bemiddeling te kunnen handhaven.
Landen van herkomst
Uit de cijfers van de Stichting Adoptievoorzieningen van januari 2016 zien we dat China met 100 kinderen veruit het belangrijkste zendende land is gebleven. Daarnaast kwamen uit Azië nog 43 kinderen, vooral uit Taiwan, de Filippijnen en Thailand. Opvallend is het relatief grote aantal kinderen uit Afrika, 73 in getal, vooral uit Zuid-Afrika, Nigeria en Congo.Uit de Amerikaanse landen (52 kinderen) zijn het vooral de Verenigde Staten die eruit springen met 35 kinderen. Maar ook binnen Europa vindt nog steeds interlandelijke adoptie plaats. Er kwamen 36 kinderen, vooral uit Hongarije, Bulgarije, Slowakije en Polen .
Er hebben zich sinds de beginfase van de buitenlandse adoptie in de jaren zeventig, grote veranderingen voltrokken.[1] Zo kwamen er van 1971 t/m 1980 slechts 45 kinderen uit Afrika op een totaal van 8.926 buitenlandse adoptiekinderen die in dat decennium in Nederland werden geplaatst, een half procent dus. In 2015 was dit 24 %. De aarzelingen om een donker gekleurd kindje in je gezin op te nemen, waren toen groot. Vrees voor discriminatie op school en in de woonomgeving was toen de overheersende gedachte.
China was in die beginjaren nog nauwelijks in beeld. De overige Aziatische landen en ook Zuid-Amerika speelden toen een veel grotere rol.
1R.A.C. Hoksbergen (2012). Kinderen die niet konden blijven. Zestig jaar adoptie in beeld. Soesterberg: Aspekt, p. 141-143.