Cornelie van Well: Geadopteerd en dan? Persoonlijke verhalen van geadopteerden, afstandsmoeders en adoptieouders
ISBN 9 789090 77024416. De Graaff, Utrecht, 2012, 188 p. € 19,95
Na het zien van een ontroerende ontmoeting tussen een geadopteerde en zijn eerste moeder, zoals die in Spoorloos vaak worden getoond, vroeg Cornelie van Well zich af hoe het nu verder zou gaan met dit contact. Zou het bij deze ene ontmoeting blijven of zou het contact verdiept worden? Er is immers meestal een grote fysieke afstand, maar ook het cultuurverschil speelt een belangrijke rol. Cornelie interviewde 19 volwassen geadopteerden, die allemaal op zoek waren gegaan. Wat opviel was dat uit het buitenland geadopteerden de meeste steun van hun adoptieouders kregen bij hun zoektocht, maar dat de binnenlands geadopteerden juist niet zo werden gestimuleerd. Zou wellicht de gemakkelijke bereikbaarheid van de eerste moeder en het ontbreken van cultuur- en taalverschillen bij binnenlandse adoptie, de zoektocht ‘bedreigender’ hebben gemaakt voor de adoptieouders?
In de interviews komen de bekende thema’s naar voren: loyaliteit jegens de adoptieouders: doe je ze geen pijn met je zoektocht, onzekerheid over wat je zult vinden en hoe de oorspronkelijke familie zal reageren. Vooral de band met broers en zussen blijkt belangrijk te zijn. Zij zijn immers niet de ‘schuldige’ partij bij het afgestaan zijn. Ook in de verhalen van twee afstandsmoeders, die weer contact met hun kind hebben, blijkt dat dit niet automatisch soepel verloopt . Er is veel verdriet en boosheid over het hebben ‘moeten’ afstaan en de kritische vragen van hun kind zijn confronterend.
Alle leden van de ‘adoptiedriehoek’ zullen in de verhalen veel herkennen van hun eigen situatie. Ook voor degenen die een zoektocht overwegen geeft het boek veel relevante informatie.
Overigens moeten we voorzichtig zijn met conclusies over het percentage geadopteerden dat op zoek gaat. Wendy Tiedeman vond in haar promotieonderzoek in 2006 dat maar een derde van de geadopteerden gaat zoeken. Dit onderzoek betrof echter een groep jongvolwassenen. Men kan eigenlijk pas aan het eind van iemands leven weten of hij of zij ooit op zoek is gegaan. Levensbepalende gebeurtenissen, zoals de geboorte van een eerste kind, het overlijden van de adoptieouders e.d., zijn vaak de trigger voor het starten van de zoektocht. Ook vinden sommigen pas na hun werkzame leven de tijd en de rust om aan het zoekproces te beginnen.
Na het zien van een ontroerende ontmoeting tussen een geadopteerde en zijn eerste moeder, zoals die in Spoorloos vaak worden getoond, vroeg Cornelie van Well zich af hoe het nu verder zou gaan met dit contact. Zou het bij deze ene ontmoeting blijven of zou het contact verdiept worden? Er is immers meestal een grote fysieke afstand, maar ook het cultuurverschil speelt een belangrijke rol. Cornelie interviewde 19 volwassen geadopteerden, die allemaal op zoek waren gegaan. Wat opviel was dat uit het buitenland geadopteerden de meeste steun van hun adoptieouders kregen bij hun zoektocht, maar dat de binnenlands geadopteerden juist niet zo werden gestimuleerd. Zou wellicht de gemakkelijke bereikbaarheid van de eerste moeder en het ontbreken van cultuur- en taalverschillen bij binnenlandse adoptie, de zoektocht ‘bedreigender’ hebben gemaakt voor de adoptieouders?
In de interviews komen de bekende thema’s naar voren: loyaliteit jegens de adoptieouders: doe je ze geen pijn met je zoektocht, onzekerheid over wat je zult vinden en hoe de oorspronkelijke familie zal reageren. Vooral de band met broers en zussen blijkt belangrijk te zijn. Zij zijn immers niet de ‘schuldige’ partij bij het afgestaan zijn. Ook in de verhalen van twee afstandsmoeders, die weer contact met hun kind hebben, blijkt dat dit niet automatisch soepel verloopt . Er is veel verdriet en boosheid over het hebben ‘moeten’ afstaan en de kritische vragen van hun kind zijn confronterend.
Alle leden van de ‘adoptiedriehoek’ zullen in de verhalen veel herkennen van hun eigen situatie. Ook voor degenen die een zoektocht overwegen geeft het boek veel relevante informatie.
Overigens moeten we voorzichtig zijn met conclusies over het percentage geadopteerden dat op zoek gaat. Wendy Tiedeman vond in haar promotieonderzoek in 2006 dat maar een derde van de geadopteerden gaat zoeken. Dit onderzoek betrof echter een groep jongvolwassenen. Men kan eigenlijk pas aan het eind van iemands leven weten of hij of zij ooit op zoek is gegaan. Levensbepalende gebeurtenissen, zoals de geboorte van een eerste kind, het overlijden van de adoptieouders e.d., zijn vaak de trigger voor het starten van de zoektocht. Ook vinden sommigen pas na hun werkzame leven de tijd en de rust om aan het zoekproces te beginnen.